De pharmaproducenten bepalen de prijs van medicijnen op basis van wat een land maximaal kan betalen. Dus hoe rijker het land, hoe hoger de prijs. Meestal gaat overheid bij het bepalen van de prijs voor een geneesmiddel akkoord met wat de farmaceutische bedrijven vragen. En dat is meer en meer:

Sovaldi, een medicijn tegen chronische hepatitis C, wordt verkocht voor € 43 434 per patiënt
Keytruda, een geneesmiddel tegen melanoom, zal meer dan € 100 000 per patiënt kosten
Glivec, een leukemiebehandeling, wordt verkocht voor € 45 000 per patiënt per jaar
Ook al geeft het Ministerie van Economie gedetailleerde technische informatie over hoe de prijs wordt bepaald, in de praktijk zijn de prijzen van de duurste medicijnen altijd het resultaat van vertrouwelijke onderhandelingen. Het RIZIV beschrijft deze vertrouwelijke overeenkomsten met de farmaceutische industrie in haar zogenaamde MORSE-rapport (p. 141 en volgende, Artikel 81 en 81 bis): "Het schema dat bepaalt hoe de budgettaire compensatie precies moet worden berekend (...) De inhoud van de bijlagen bij de overeenkomsten wordt vertrouwelijk behandeld.”

Hoe rechtvaardigen de laboratoria de hoge prijzen?

Medicijnen zijn duur vanwege de hoge onderzoekskosten

De kosten voor onderzoek en ontwikkeling (R&D) zijn de kosten die de laboratoria maken voor het ontwikkelen van een innovatief en effectief geneesmiddel. De farmaceutische industrie rechtvaardigt de hoge prijs van geneesmiddelen door deze kosten aan te halen. Maar deze kosten worden overschat en de werkelijke bedragen worden als vertrouwelijk geklasseerd. In de realiteit wordt een groot deel van het medische onderzoek door de publieke sector (universiteiten, instituten) gedaan én gefinancierd met openbare middelen (subsidies, belastingkrediet voor onderzoek). Openbaar onderzoek was essentieel voor de ontwikkeling van geneesmiddelen voor hepatitis C, zoals bijvoorbeeld Sofosbuvir, dat nu verkocht wordt aan meer dan 43 000 euro.

Medicijnen zijn duur omdat ze een grote geneeskracht hebben

Hoe beter ze de patiënt helpen, hoe duurder geneesmiddelen zijn. Toch bieden 74% van de geneesmiddelen die de laatste 20 jaar op de markt zijn gekomen slechts een klein therapeutisch voordeel. Zo wordt de prijs van Sofosbuvir gerechtvaardigd door te zeggen dat het levercirrose – en dus dure levertransplantaties – zou helpen voorkomen. Als we dezelfde logica zouden toepassen in andere sectoren, zou een airbag onbetaalbaar zijn.

Medicijnen zijn duur vanwege de hoge productiekost

Bedrijven communiceren nooit de werkelijke productiekost van een geneesmiddel. Nochtans zou de verkoopprijs met een redelijke winstmarge daarop gebaseerd moeten zijn. In het geval van Sofosbuvir is de winst enorm: een onderzoeksteam uit Liverpool schat de productiekost voor dit medicijn op ongeveer € 100 voor een behandeling van 3 maanden. Met een prijs van € 43 434 verkoopt men Sofosbuvir dus tegen 400 keer de productiekost.